passend onderwijs

Kinder- en jongerenparticipatie in Utrecht, deel 2

“Het belang van participatie is dat kinderen en jongeren worden bevestigd in het gevoel dat ze ertoe doen.”

De gemeente Utrecht vond dat kinder- en jongerenparticipatie binnen de residentiële jeugdhulpinstellingen die bij haar onder contract stonden, voor verbetering vatbaar was. Daarom kreeg Defence for Children in 2017 de opdracht te onderzoeken in hoeverre veilige en betekenisvolle participatie binnen deze instellingen geborgd was. Aan de hand van de aanbevelingen uit het onderzoeksrapport wisselden de zes instellingen vervolgens kennis, aanpak, visie en beleid met elkaar uit.

De verplichting tot kinder- en jongerenparticipatie binnen residentiële jeugdhulpinstellingen is gebaseerd op het Kinderrechtenverdrag en de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018. De verplichting omvat zowel collectieve (meedenken over het maken, aanpassen of evalueren van instellingsbeleid) als individuele participatie (meedenken over het eigen behandelplan). We vragen GZ-psycholoog dr. Gerard Kocken, die destijds werkte voor een van de zes instellingen, naar het belang van participatie voor kinderen en jongeren die tijdelijk zijn opgenomen in een jeugdhulpinstelling.

Wat is volgens u als GZ-psycholoog het belang van participatie voor kinderen en jongeren?

“Het recht op meningsuiting is een belangrijk fundament van onze democratische samenleving. Opvoedkundig vind ik het van essentieel belang dat daarmee van jongs af aan wordt geoefend. Kinderen en jongeren moeten zich kunnen bekwamen in het uiten van hun mening, en leren dit niet te verwarren met het optuigen van een eenzijdig eisenpakket. We proberen kinderen door middel van de dialoog tot een bepaald inzicht te brengen.

Daarnaast biedt het op een goede manier met inspraak omgaan anno 2021 een belangrijk tegenwicht aan polarisatie, aan wij-zij-denken. Kinderen moeten leren zich overstijgend op te stellen, niet te denken vanuit egocentrisme. Het is belangrijk dat ze weten hoe ze hun eigen belangen over het voetlicht kunnen brengen, maar het is niet zo dat ze alles wat ze willen ook kunnen krijgen. Er spelen vaak meerdere belangen een rol. De pot moet nu eenmaal worden verdeeld en de redenen waarom dat op een bepaalde manier gebeurt, moeten we aan kinderen uitleggen. Dan krijg je evenwichtige burgers. Daarom is het belangrijk dat jeugdparticipatie in het DNA komt van professionals, bestuurders, ambtenaren, ouders en jongeren en kinderen.”

U werkt zelf, zij het nu binnen een andere residentiële jeugdhulpinstelling, met kinderen met een licht verstandelijke handicap en gedragsproblematiek. Hoe belangrijk is participatie voor hen?

“Kinderen die hier tijdelijk verblijven zijn vaak ontkende kinderen. Voortvloeiend uit hun ontwikkelingsgeschiedenis zijn het kwetsbare kinderen geworden. Die geschiedenis kan ervoor zorgen dat zij niet of op een verkeerde manier met participatie omgaan. Ze moeten dus op een goede manier begeleid worden bij het formuleren van inspraak. Omdat hun belangen ernstig met voeten zijn getreden, reageren ze meestal primair. Dat betekent dat ze, als ze niet krijgen wat ze willen, gaan vechten, vluchten of bevriezen. Het is onze taak als hulpverleners deze kinderen anders tegen sociale situaties te leren aankijken.

Wij moeten er tevens voor zorgen dat zij, degenen die nooit gehoord zijn en daardoor misschien op een ‘slechte’ manier aandacht voor zichzelf vragen, wél gehoord worden. Dat is een intensief traject dat tijd en geld kost, maar ontzettend belangrijk is. Als kinderen weten dat ze mogen meedenken over dingen die ze graag willen, dan voelen ze dat ze ertoe doen. Dat gevoel, daar gaat het om bij participatie. Zowel bij de individuele als de collectieve vorm. Meedenken over hoe het beter kan, of het nu gaat om de kleur van de muur of te harde matrassen, dat maakt dat een kind erkend wordt in plaats van ontkend. Daarbij mag participatie niet bij een gesprek blijven. Er moet ook in de praktijk een vervolg aan worden gegeven en het kind moet daarover worden geïnformeerd.”

Wat maakt dat deze terugkoppeling, een van de voorwaarden waaraan betekenisvolle participatie moet voldoen, zo belangrijk is voor kinderen?

“Als het proces van kind naar volwassenheid goed verloopt, besef je dat je er als mens toe doet. Dat is een continu proces dat je niet kunt stopzetten of terugdraaien. In tegenstelling tot wat veel mensen denken, kun je het referentiekader van een kind niet uitwissen. Je kunt er alleen een nieuw referentiekader naast zetten. Misschien vindt een kind dat wel aantrekkelijker dan het oude. Dat hoop je. Maar, als je in de vorming van het nieuwe referentiekader kinderen toezeggingen doet die je vervolgens niet waarmaakt of met voeten treedt, dan wordt de oude gedachte onmiddellijk bevestigd: ‘Zie je wel, ik doe er toch niet toe’ of ‘Zie je wel, ze luisteren toch niet naar mij’. Die gedachte is dan zelfs nog steviger geworden. Als je daarentegen doet wat je zegt en zegt wat je doet, dan bevestig je kinderen in hun gevoel dat ze ertoe doen.”

U zei dat het belangrijk is van jongs af aan te oefenen met participatie. Wat maakt dat dat zo belangrijk is? 

“Het blijkt dat de meningsvorming van kinderen vaak terug te voeren is naar een periode dat ze als mens enorm ontkend zijn. Het doet er in het algemeen dus erg toe dat je, als je kinderen het gevoel wil geven dat ze van betekenis zijn, daar zo vroeg mogelijk mee begint. De ik-beleving wordt belangrijk als kinderen naar de basisschool gaan. Rond die leeftijd moet je beginnen te oefenen met participatie. Het gaat niet om de kleur van de muur. Het gaat om de beleving van het hebben van inspraak, van het feit dat hun mening serieus wordt genomen. Dát gaat gepaard met het gevoel dat ze ertoe doen en dat is belangrijk voor de rest van hun leven.”

Defence for Children ontwikkelde samen met u en andere vertegenwoordigers van de betrokken jeugdhulpinstellingen, een ‘participatiekwartetspel’. In hoeverre speelt dit spel een rol in het over het voetlicht brengen van participatie en het belang daarvan?

“Met dat spel hebben we geprobeerd de aanbevelingen uit het onderzoeksrapport handen en voeten te geven. Het kwartetspel is ontwikkeld om bewustwording te creëren bij professionals, waaronder ook financiële beleidsmakers en bestuurders van jeugdhulpinstellingen. Het is te gebruiken als tool om kennis te verbreden over veilige en betekenisvolle participatie en moeilijke of schurende onderwerpen te bespreken.

Ik begreep dat er wellicht ook een kindvriendelijke versie ontwikkeld gaat worden. Wellicht spreekt kwartetten kinderen en jongeren niet zo aan en genereert een game meer deelname. Hoe dan ook, het is goed om kinderen bewust te maken van het feit dat ze ertoe doen. Dat er wetten en regels zijn en dat zij daarover mogen meedenken. Hoewel kinderen de wereld tot ongeveer hun twaalfde jaar nemen zoals die zich aan hen voordoet, start de verwondering hierover al eerder. Je kunt op de basisschool dus al prima gesprekken met kinderen voeren, bijvoorbeeld aan de hand van een kwartet. Na het twaalfde jaar komt het denkproces op gang en gaat het abstracte denken een rol spelen. Dan gaan kinderen zich van alles afvragen en leggen ze zich niet meer zomaar neer bij de wereld zoals die is. Je kunt dan inhoudelijk gesprekken met kinderen voeren, zoals over het hebben van inspraak.”   

Tot slot:  Het besef dat kinder- en jongerenparticipatie belangrijk is, lijkt langzaam door te sijpelen in onze maatschappij. Hoe ziet u dat?

“De toegevoegde waarde van de inbreng van kinderen, jongeren en ouders op de besluitvorming wordt, in elk geval op papier, in toenemende mate herkend, erkend en gerespecteerd, ook binnen de jeugdzorg. Onder het bieden van goede zorg vallen niet alleen eten, drinken, een bed en de juiste mensen, maar ook het bieden van kinder- en jongerenparticipatie. De gemeente is daarbij als financier van essentieel belang. De bereidheid tot financiering is afhankelijk van het inzicht dat participatie een heel belangrijk aspect van goede jeugdzorg is.

Daar wordt nogal eens kortzichtig mee omgegaan. In de praktijk wordt participatie te vaak ingeperkt door een tekort aan financiën en/of hieraan gerelateerd beleid. Kijk naar de effecten van de Transitie jeugdzorg. Bij mij sijpelt daarom langzaam het besef door dat jeugdparticipatie vooral een papieren tijger is. En dat maakt mij boos. Mooie beloftes, die je vervolgens niet nakomt vanwege geldgebrek, voeden het wantrouwen. Het is dus heel belangrijk dat kinderen en jongeren, zeker de kwetsbaren met wie wij werken, vertrouwen opbouwen. Niet alleen in de jeugdzorg, ook in de maatschappij.”