Kinder- en jongerenparticipatie in Utrecht

“Elke gemeente heeft een aanjager van kinder- en jongerenparticipatie nodig: als hulpmiddel of luis in de pels.”

Yuksel Motorcu werkt tot aan haar aanstaande pensioen als beleidsadviseur jeugd bij de gemeente Utrecht. Ze adviseert het college en haar collega’s over de ontwikkeling en uitvoering van het jeugdbeleid. Daarbij focust ze zich vooral op kinder- en jongerenparticipatie, een uit artikel 12 van het Kinderrechtenverdrag voortvloeiende verplichting. De kinderombudsman van Amsterdam raadt elke gemeente aan een soortgelijke beleidsmedewerker aan te stellen. Daarom vragen we Yuksel Motorcu naar haar ervaringen met kinder- en jongerenparticipatie in de gemeente Utrecht.

Hoe belangrijk vindt de gemeente Utrecht kinder- en jongerenparticipatie?  

“Heel belangrijk. Wij willen als stad meer aandacht voor kinderrechten, een kinderrechtenstad zijn. Dat is onze ambitie. Met de wethouder jeugd en experts bekeken we hoe kinderrechtenproof we zijn en op welke kinderrechten we ons willen focussen. We kwamen uit op artikel 12 van het Kinderrechtenverdrag. Als stad vinden we het belangrijk kinderen en jongeren uit de gemeente bij ons beleid te betrekken, meer naar hen te luisteren en met hun ideeën aan de slag te gaan. Dat past in de Utrechtse traditie. Kijk naar de beweging van de vreedzame scholen en wijken in het kader van ons burgerschapsprogramma. Participatie zit al in het Utrechtse DNA.”

Wat maakt kinder- en jongerenparticipatie zo belangrijk?

“Kinderen en jongeren zijn de volwassenen van straks, al moeten we ons realiseren dat zij andere behoeftes hebben dan volwassenen. Als gemeente maken wij beleid en plannen voor onze stad. Die moeten niet alleen duurzamer en bestendiger, maar ook gedragen worden door de jeugd. Als kinderen en jongeren kunnen zeggen: ‘Jaaaaaa, ik heb aan de ontwikkeling van dit of dat plan een bijdrage geleverd, daarover meegedacht’, dan geeft hun dat een kick én een gevoel van eigenaarschap. Zo woon ik, dit voorbeeld geef ik collega’s vaak, in een soort hofje. Mijn dochter mocht op haar achtste, vanuit de kinderraad, serieus meedenken over de inrichting van het binnenplein. Ze beschouwt de speeltoestellen die toen geplaatst werden nog steeds als die van haar. Als iemand bijvoorbeeld een van de apparaten dreigt te beschadigen, dan gaat ze er meteen op af.

Je haalt dus door kinderen en jongeren te laten participeren niet alleen hun input op, hoe het anders moet en beter kan, maar je creëert ook eigenaarschap. Het ontwikkelde beleid, zoals rondom een speeltuin of een gebouw, wordt daarmee bestendig. Dat vind ik belangrijk. Het is bovendien heel leuk kinderen en jongeren dat trotse gevoel te geven!”

Wat is uw rol binnen de gemeente Utrecht als het gaat om kinder- en jongerenparticipatie?

“Vier jaar geleden ben ik ingeschakeld om het thema ‘De stem van kinderen’ op te pakken. Nu ga ik met pensioen, maar wat ik de afgelopen jaren heb gedaan is onze ambitie een kinderrechtenstad te zijn, vorm te geven. Dat wat al in het DNA zat, heb ik aangewakkerd. Ik bedacht geen dingen achter mijn computer, ik ging met het veld in gesprek. Ik sprak met veel organisaties en zat met kinderen en jongeren om de tafel om hun speerpunten te achterhalen. Ook schakelde ik deskundigen van Defence for Children in, die ons met kennis en kunde ondersteunden.

Zodoende kwam er een beweging op gang. Ik vroeg mijn collega’s elke keer als ons beleid kinderen of jongeren zou kunnen raken of daarover al met de jeugd was gesproken. ‘Nee, eigenlijk niet’, was vaak het antwoord. Dat was geen onwil, maar gebrek aan bewustzijn. Soms stapte ik letterlijk bij collega’s binnen om ze te wijzen op het belang van kinder- en jongerenparticipatie. Om daarna mijn antennes uit te zetten! Alle onderdelen van de gemeente in de gaten houden is onmogelijk. Maar ik ben alert, nieuwsgierig, lees veel en houd alle ontwikkelingen bij.”

Moet elke gemeente, zoals de kinderombudsman van Amsterdam suggereerde, een eigen ‘Yuksel’ hebben?

“Zeker voor grote gemeenten is dat een aanrader. Kleinere gemeenten zouden op het gebied van participatie met elkaar moeten samenwerken. Ik ben eigenlijk een soort vraagbaak en kennisbank voor mijn collega’s. Ik geef advies, tools, zie kansen, leg contacten en verbind, maar ik organiseer niks. Ik ben een hulpmiddel en soms een luis in de pels. Omdat de uitvoering niet bij mij ligt, niet bij één persoon dus, is participatie ook niet afhankelijk van mij alleen. Ik ben de aanjager!

Het gaat overigens niet alleen om het aanjagen van participatie binnen het gemeentelijk apparaat. Ook organisaties met wie we een contract hebben, zoals residentiële jeugdzorginstellingen, moeten kinderrechtenproof zijn. Het is tevens van belang dat we ons ervan bewust zijn dat participatie van kinderen en jongeren geen project is, maar een beweging. Een continu proces, dat er uiteindelijk toe moet leiden dat participatie vanzelfsprekend wordt en een Yuksel overbodig. Maar zelfs dan is een gemeentelijke ‘aandachtspuntfunctionaris’ nog steeds nodig.”

Wat zijn volgens u aandachtspunten voor andere gemeenten?

“Mijn gouden tip voor andere gemeenten is dat ze hun ambitie om participatie in beleid en praktijk te borgen, uitspreken en iemand verantwoordelijk maken voor deze klus. Iemand met de intrinsieke motivatie kinder- en jongerenparticipatie binnen de gemeente te stimuleren.

Behalve persoonlijk, moet er ook bestuurlijk draagvlak zijn. Het hielp mij erg dat de wethouder jeugd achter de ambitie stond, dat vergemakkelijkte het uitvoeren van mijn strategie. Daarnaast moet natuurlijk voldoende budget beschikbaar worden gesteld. Daar lopen andere gemeenten vaak tegenaan. Kinder- en jongerenparticipatie moet daarom in het coalitieakkoord of collegeprogramma verankerd zijn.”

Waar gaat uw opvolgster, Jennifer Rack, mee verder binnen de gemeente Utrecht?

“Utrecht is wat participatie betreft op de goede weg. Zo hebben we bijvoorbeeld kinderraden in het kader van de vreedzame scholen en wijken. Een afvaardiging daarvan komt elk jaar, tijdens de stedelijke kinderraad in het stadhuis, bij elkaar. Waar we de komende jaren meer aandacht aan moeten besteden, is participatie door jongeren tussen de twaalf en achttien jaar. We moeten hen toegang tot informatie bieden, ervoor zorgen dat participatie deel uitmaakt van de leerdoelen op school en meer mogelijkheden bieden voor vertegenwoordiging. Daarnaast is het goed extra liefde en aandacht te besteden aan de terugkoppeling aan kinderen en jongeren. We moeten de jeugd laten weten wat we gaan doen of hebben gedaan met hun inbreng en ideeën. Dat is heel belangrijk!”

Credits foto: Daniella van Bergen