ALLE KINDERRECHTEN

  • Artikel 1

    X

    Artikel 1

    Je hebt rechten tot je 18e

    Kinderrechten gelden voor alle kinderen. Je bent een kind als je nog geen 18 jaar bent. Na je 18e gelden natuurlijk de mensenrechten.
  • Artikel 2

    X

    Artikel 2

    Je mag niet gediscrimineerd worden

    Alle rechten gelden voor alle kinderen. Het maakt niet uit waar je vandaan komt, hoe je eruitziet en of je rijk bent of arm. De overheid van het land waar je woont moet er alles aan doen om te zorgen dat je krijgt waar je als kind recht op hebt.


  • Artikel 3

    X

    Artikel 3

    Jouw belang gaat voor alles

    Als er beslissingen over jou worden genomen, moet altijd eerst worden gekeken naar wat voor jou het beste is. Dat betekent niet altijd dat wat jij wilt ook gebeurt. Maar wat het meest in jouw belang is weegt heel zwaar.


  • Artikel 4

    X

    Artikel 4

    De overheid moet jouw rechten beschermen

    De overheid moet er alles aan doen om te zorgen dat je krijgt waar je recht op hebt zodat je veilig en gezond kunt opgroeien. Er moeten scholen zijn, organisaties die jou en je ouders helpen bij problemen, plekken waar je kunt spelen en nog veel meer. Rijkere landen moeten armere landen helpen, zodat alle kinderen krijgen waar ze recht op hebben. 


  • Artikel 5

    X

    Artikel 5

    Je ouders moeten voor jou zorgen

    Je ouders moeten ervoor zorgen dat je gezond eten krijgt, een veilig huis hebt en naar school kunt. Ze moeten je liefde, aandacht en waardering geven en je helpen goed op te groeien. Als je ouders dit niet kunnen, moet de overheid helpen. 


  • Artikel 6

    X

    Artikel 6

    Je hebt recht om te leven en je te ontwikkelen

    De overheid moet zorgen voor een veilige omgeving zonder oorlog of armoede, met genoeg eten en drinken, waar je liefde en aandacht krijgt, naar school kunt en beschermd wordt tegen mishandeling. Ook als je nog in de buik van je moeder zit, is goede zorg belangrijk.


  • Artikel 7

    X

    Artikel 7

    Je hebt recht op een naam en nationaliteit

    Bij je geboorte krijg je een voor- en achternaam. Je ouders moeten jouw geboorte melden bij het gemeentehuis zodat de overheid weet dat je bestaat. Je moet ook een nationaliteit krijgen. Als je niet bij je ouders opgroeit, heb je het recht om te weten wie je ouders zijn.


  • Artikel 8

    X

    Artikel 8

    Je hebt recht op je eigen identiteit

    Je hebt het recht om je identiteit (wie je bent, hoe je heet, waar je vandaan komt) te beschermen. Je identiteit mag niet zomaar worden veranderd. De overheid moet ervoor zorgen dat je naam, nationaliteit en familie niet van je worden afgenomen. Als dat toch gebeurt, moet de overheid je helpen om het te herstellen.


  • Artikel 9

    X

    Artikel 9

    Je hebt recht op contact met beide ouders na scheiding

    Je moet bij je ouders kunnen wonen en opgroeien. Als dit niet kan, bijvoorbeeld bij een scheiding, moet je met beide ouders contact kunnen houden. Alleen als het niet goed voor je is, kan contact worden beperkt. Bij de beslissing over bij wie je gaat wonen, mag jij je mening geven waarmee rekening moet worden gehouden.


  • Artikel 10

    X

    Artikel 10

    Je gezin mag bij elkaar blijven

    Als je vader, moeder of beide ouders in een ander land wonen, moet je bij ze op bezoek kunnen gaan en moeten jullie als gezin bij elkaar kunnen wonen. De overheid van het land waar je ouders wonen, moet hierbij helpen.


  • Artikel 11

    X

    Artikel 11

    Je mag niet ontvoerd worden

    Je mag niet zonder jouw toestemming of die van je ouders naar een ander land worden gebracht of gedwongen worden om daar te blijven. Ook niet door één van je ouders zonder toestemming van de andere ouder. De overheid moet dit voorkomen.


  • Artikel 12

    X

    Artikel 12

    Je hebt recht op een eigen mening

    Je mag je mening geven, zeker als het over jouzelf gaat. Naar jouw mening moet worden gevraagd en er moet echt naar worden geluisterd, ook al beslissen uiteindelijk de volwassenen. Dit recht hangt niet af van je leeftijd.


  • Artikel 13

    X

    Artikel 13

    Je hebt recht om je mening te delen

    Je bent vrij om je mening te delen. Wel moet je respectvol met anderen omgaan: schelden of beledigen is niet de bedoeling. Je bent vrij om informatie te verzamelen om je eigen mening te vormen.


  • Artikel 14

    X

    Artikel 14

    Je hebt recht op vrijheid van denken en geloof

    Je bent vrij om te denken wat je wilt en je eigen mening te hebben over wat goed en slecht is. Je mag geloven wat je wilt en je eigen godsdienst kiezen. Je ouders helpen je hierbij maar moeten ook naar jouw mening luisteren. 


  • Artikel 15

    X

    Artikel 15

    Je hebt recht om samen te komen

    Je mag met andere kinderen bijeenkomen, lid worden van een vereniging of zelf een club beginnen. In een groep mogen jullie geen andere kinderen pesten. Ook kinderen moeten de rechten van andere kinderen respecteren.


  • Artikel 16

    X

    Artikel 16

    Je hebt recht op privacy

    Niemand mag zich zomaar met jouw leven bemoeien. Mensen mogen niet zonder toestemming bij jou thuis komen of jouw berichten lezen. Als je een dagboek hebt, mag jij bepalen wie erin mag lezen. Voor het maken en gebruiken van een foto van jou moet eerst toestemming worden gevraagd. Wees zelf ook voorzichtig op internet en geef niet zomaar informatie over jezelf aan mensen die je niet kent.


  • Artikel 17

    X

    Artikel 17

    Je hebt recht op begrijpelijke informatie

    Je hebt recht op informatie die je begrijpt, over alles wat voor jou belangrijk is. Je krijgt die thuis, op school, via internet, vrienden, tv, radio, kranten of boeken. De overheid moet zorgen voor genoeg begrijpelijke informatie en je beschermen tegen schadelijke informatie.


  • Artikel 18

    X

    Artikel 18

    Je hebt recht op een goede opvoeding

    Je ouders moeten voor jou zorgen door liefde en aandacht te geven, voor eten, een bed, kleren en school te zorgen en alles wat je nodig hebt om goed op te groeien. De overheid helpt je ouders met geld, hulp en zorg. Er moet kinderopvang zijn voor werkende ouders en als het thuis niet goed gaat, moet je ergens anders worden opgevangen.


  • Artikel 19

    X

    Artikel 19

    Je hebt recht op bescherming tegen mishandeling

    Je mag niet mishandeld of misbruikt worden. Mensen mogen je niet slaan of op andere manieren geweld aandoen, uitschelden of vernederen. Ouders en verzorgers moeten genoeg aandacht voor je hebben. De overheid moet je beschermen en als je toch mishandeld wordt, moet je meteen hulp krijgen. Als je wordt mishandeld is praten moeilijk maar belangrijk. Bel de Kindertelefoon: 0800-0432 (gratis). 


  • Artikel 20

    X

    Artikel 20

    Je hebt recht op bescherming als je geen gezin hebt

    Als je niet thuis kunt wonen, heb je recht op extra bescherming. Je komt dan terecht bij familie, een pleeggezin of een opvanghuis, bij voorkeur een liefdevol gezin omdat ieder kind daar recht op heeft.


  • Artikel 21

    X

    Artikel 21

    Je hebt recht op zorgvuldige adoptie

    Als je geadopteerd bent, heb je andere ouders gekregen dan je biologische ouders. Dit mag alleen als het beter voor je is en er gelden strenge regels om te zorgen dat je bij goede adoptieouders terechtkomt en om misbruik zoals kinderhandel te voorkomen. 


  • Artikel 22

    X

    Artikel 22

    Je hebt recht op extra bescherming als vluchtelingenkind

    Als je je land moet verlaten vanwege oorlog of onveiligheid, heb je recht op extra hulp en bescherming. Je moet in het land kunnen blijven waar je naartoe bent gevlucht als dat nodig is.


  • Artikel 23

    X

    Artikel 23

    Je hebt recht op extra steun met een handicap

    Als je een handicap hebt, heb je recht op extra hulp om zo normaal mogelijk te leven. De overheid moet zorgen dat je zoveel mogelijk thuis woont en naar een gewone school gaat, of naar een speciale school of tehuis als dat nodig is. 


  • Artikel 24

    X

    Artikel 24

    Je hebt recht op gezondheidszorg

    Als je ziek bent of hulp nodig hebt na een moeilijke ervaring, heb je recht op hulp. Je ouders of verzorgers moeten die hulp regelen en de overheid moet zorgen voor goede dokters, ziekenhuizen en preventieve zorg. Er moet voldoende informatie zijn over gezond opgroeien.


  • Artikel 25

    X

    Artikel 25

    Je situatie wordt regelmatig gecheckt als je niet thuis woont

    Als je in een pleeggezin of opvanghuis woont, moet regelmatig worden bekeken of je misschien weer naar huis kunt. Je hebt recht op contact met je ouders, tenzij dat slecht voor je is.


  • Artikel 26

    X

    Artikel 26

    Je hebt recht op financiële steun als dat nodig is

    Als jouw gezin financiële hulp nodig heeft, moet de overheid die geven. Als je ouders bijvoorbeeld niet kunnen werken, hebben ze recht op een uitkering zodat ze voor jullie kunnen zorgen.


  • Artikel 27

    X

    Artikel 27

    Je hebt recht op basisbehoeften

    Je hebt recht op een huis, eten, drinken en kleren, alles wat je nodig hebt om goed op te groeien. Je ouders moeten hiervoor zorgen en als zij dat niet kunnen, moet de overheid helpen.


  • Artikel 28

    X

    Artikel 28

    Je hebt recht op onderwijs

    Je hebt het recht en de plicht om naar school te gaan om te leren over de wereld en wat je nodig hebt voor later. De basisschool moet gratis zijn en je moet ook goed middelbaar en hoger onderwijs kunnen volgen.


  • Artikel 29

    X

    Artikel 29

    Je hebt recht op ontwikkeling van al je talenten

    Op school moet je al je talenten kunnen ontwikkelen, of dat nu tekenen, taal, rekenen of sport is. Je moet leren wat je nodig hebt voor later en hoe je goed kunt zijn voor anderen. Je leert over kinderrechten en hoe je anderen en de natuur moet respecteren.


  • Artikel 30

    X

    Artikel 30

    Je hebt recht op je eigen taal en cultuur

    Als je een andere taal en cultuur hebt dan de meeste mensen in het land waar je woont, heb je het recht om je eigen taal te spreken en je cultuur en geloof te beleven. De overheid moet dit mogelijk maken en je mag hiervoor niet slechter behandeld worden.


  • Artikel 31

    X

    Artikel 31

    Je hebt recht op spelen en vrije tijd

    Je hebt recht op rust en vrije tijd om te spelen en dingen te doen die je leuk vindt. Door spelen leer je problemen oplossen en omgaan met anderen. Er moeten veilige speelplekken zijn en alle kinderen moeten naar musea, films of toneelstukken kunnen gaan.


  • Artikel 32

    X

    Artikel 32

    Je hebt recht op bescherming tegen kinderarbeid

    Je mag geen werk doen dat slecht is voor je gezondheid of waardoor je niet naar school kunt. Er zijn duidelijke regels over hoe oud je moet zijn om te werken en hoeveel uur dit mag. In Nederland mag je vanaf je 13e buiten schooltijd werken onder speciale voorwaarden.


  • Artikel 33

    X

    Artikel 33

    Je hebt recht op bescherming tegen drugs

    Je moet beschermd worden tegen drugs zoals hasj, cocaïne, maar ook alcohol en sigaretten. Je moet op school leren over de risico’s van drugsgebruik.


  • Artikel 34

    X

    Artikel 34

    Je hebt recht op bescherming tegen seksueel misbruik

    Mensen mogen je niet tot seks dwingen of overtuigen. Je moet beschermd worden tegen seksueel misbruik en goede hulp krijgen als het je overkomt. Kinderprostitutie en kinderpornografie zijn verboden en daders moeten worden gestraft. Als je misbruikt wordt, bel de Kindertelefoon: 0800-0432 (gratis en anoniem).


  • Artikel 35

    X

    Artikel 35

    Je hebt recht op bescherming tegen kinderhandel

    Je mag niet worden ontvoerd of verkocht. Landen moeten samenwerken om te voorkomen dat kinderen naar andere landen worden gebracht om daar gedwongen te werken.


  • Artikel 36

    X

    Artikel 36

    Je hebt recht op bescherming tegen uitbuiting

    Je hebt recht op bescherming tegen alle vormen van uitbuiting. Anderen mogen jou niet gebruiken voor dingen die schadelijk zijn voor jou.


  • Artikel 37

    X

    Artikel 37

    Je hebt recht op bescherming tegen wrede straffen

    Als je iets doet wat niet mag, heb je recht op een advocaat. Je mag niet zomaar worden opgesloten en alleen als laatste optie in een jeugdgevangenis komen. Als je tijdelijk vastzit, moet je goed behandeld worden, onderwijs krijgen en contact houden met je familie. Kinderen mogen geen doodstraf of levenslange gevangenisstraf krijgen.


  • Artikel 38

    X

    Artikel 38

    Je hebt recht op extra bescherming tijdens oorlog

    In oorlogstijd heb je recht op extra bescherming en zorg. Als je jonger bent dan 15 jaar, mag je niet meevechten in het leger. In Nederland mag je vanaf 17 jaar bij het leger, maar pas vechten vanaf dat je 18 bent.


  • Artikel 39

    X

    Artikel 39

    Je hebt recht op hulp als je slachtoffer bent

    Als je slachtoffer bent van geweld, oorlog, mishandeling, seksueel misbruik, verwaarlozing of uitbuiting, heb je recht op goede hulp om weer verder te kunnen met je leven.


  • Artikel 40

    X

    Artikel 40

    Je hebt recht op een kindvriendelijke rechtszaak

    Als je iets doet wat volgens de wet verboden is, heb je recht op een straf die bij kinderen past. Een kinderrechter moet rekening houden met je leeftijd en je moet hulp krijgen van een advocaat. Na je straf moet je weer goed verder kunnen leven.


  • Artikel 41

    X

    Artikel 41

    Je hebt recht op de beste bescherming

    Als er in een land regels zijn die nog beter zijn voor kinderen dan het Kinderrechtenverdrag, dan gelden die regels. Dit geldt voor regels in één land maar ook voor afspraken tussen meerdere landen.


  • Artikel 42

    X

    Artikel 42

    Je hebt recht op informatie over je rechten

    Jij en je ouders moeten weten welke rechten je hebt. De overheid moet ervoor zorgen dat iedereen weet welke kinderrechten er zijn zodat je voor je rechten kunt opkomen.


  • Artikel 43

    X

    Artikel 43

    Het Kinderrechtencomité controleert jouw rechten 

    Een internationale groep deskundigen (het Kinderrechtencomité) controleert of landen zich houden aan de belofte om kinderrechten te respecteren. 


  • Artikel 44

    X

    Artikel 44

    Landen moeten rapporteren over kinderrechten 

    Alle landen die beloofd hebben zich aan kinderrechten te houden, schrijven elke vijf jaar aan het Kinderrechtencomité hoe het daarmee gaat. Het comité vertelt hoe het beter kan als het niet goed gaat.


  • Artikel 45

    X

    Artikel 45

    Organisaties beschermen jouw rechten 

    Organisaties die met en voor kinderen werken, moeten erop letten dat kinderen krijgen waar ze recht op hebben. Ze mogen het Kinderrechtencomité informeren en jongeren kunnen zelf hun mening geven aan het comité.

    In Nederland verzorgt het Kinderrechtencollectief deze rapportages.


  • Artikel 46-54

    X

    Artikel 46-54

    Regels over het Kinderrechtenverdrag zelf 

    In deze artikelen staan regels over het verdrag zelf: hoe landen partij kunnen worden, wanneer het verdrag in werking treedt en hoe het kan worden aangepast. Deze regels beschermen de kinderrechten zelf, zodat ze niet zomaar kunnen worden veranderd.


  • Alle kinderrechten

    X

    Alle kinderrechten

    Hieronder vind je alle kinderrechten op een rijtje.

     

    Artikel 1. Voor wie zijn er kinderrechten?

    Kinderrechten gelden voor alle kinderen. Je bent een kind als je nog geen 18 jaar bent.

    Artikel 2. Geen discriminatie 

    Alle rechten gelden voor alle kinderen. Het maakt niet uit waar je vandaan komt, hoe je eruitziet en of je rijk bent of arm. De overheid van het land waar je woont moet er alles aan doen om te zorgen dat je krijgt waar je als kind recht op hebt.

    Artikel 3.  Belang van het kind gaat vóór alles

    Als er iets voor jou moeten worden besloten of geregeld, moet altijd eerst worden gekeken naar wat voor jou het beste is. Dat betekent niet altijd dat wat jij wil ook gebeurt. Maar wel dat wat het meest in jouw belang is heel zwaar weegt.

    Artikel 4. Wat moet de overheid doen?

    De overheid moet er alles aan doen om te zorgen dat je krijgt waar je recht op hebt zodat je veilig en gezond kunt opgroeien. Zo moeten er scholen zijn waar je onderwijs kan volgen. Organisaties die jou en je ouders helpen als er problemen zijn. Plekken waar je kunt spelen. En ga zo maar door. Rijkere landen moeten landen die armer zijn helpen, zodat ook de kinderen daar krijgen waar ze recht op hebben.

    Artikel 5. Wat moeten ouders doen? 

    Je ouders moeten ervoor zorgen dat je gezond te eten krijgt, een veilig huis hebt en naar school kunt gaan. Ook moeten je ouders je liefde, aandacht en waardering geven. Ze moeten je helpen om goed op te groeien, zodat je later ook goed voor jezelf en anderen kunt zorgen. Als je ouders er niet voor kunnen zorgen dat je krijgt waar je recht op hebt, dan moet de overheid daarbij helpen.

    Artikel 6. Leven en ontwikkelen 

    Je hebt het recht om te leven. De overheid moet voor een veilige omgeving zorgen waarin je ongestoord kunt opgroeien en je goed kunt ontwikkelen. Een omgeving zonder oorlog of armoede, waar genoeg te eten en drinken is, waar je liefde en aandacht krijgt, waar je naar school kunt gaan en waar je wordt beschermd tegen mishandeling. Hier hoort ook bij dat er zorg moet zijn voor als je nog in je moeders buik zit: je bent je dan al aan het ontwikkelen en is het belangrijk dat er goede zorg zodat je een goede start kan maken.

    Artikel 7. Naam en nationaliteit 

    Als je wordt geboren, krijg je een voornaam en een achternaam. Je ouders moeten jouw geboortedag en naam bij het gemeentehuis melden. Dan weet de overheid wie je bent en dat je bestaat. Je moet ook een nationaliteit krijgen.

    Opgroeien doe je als het kan gewoon bij je ouders. Als je niet bij je ouders opgroeit, bijvoorbeeld als je geadopteerd bent of bij pleegouders woont, dan heb je wel het recht om te weten wie je ouders zijn.

    Artikel 8.  Identiteit 

    Je hebt het recht om je identiteit (wie je bent, hoe je heet, waar je vandaan komt) te beschermen. Je identiteit mag niet zomaar worden veranderd. De overheid moet ervoor zorgen dat je naam, nationaliteit en familie niet van je wordt afgenomen. En als dat wel gebeurd moet de overheid je helpen om het weer te herstellen.

    Artikel 9. Scheiding 

    Je moet bij je ouders kunnen wonen en opgroeien. Als dit echt niet kan, bijvoorbeeld als je ouders gaan scheiden, moet je in ieder geval met beide ouders contact kunnen houden. Alleen als het echt niet goed voor je is en als jij het niet wilt, kan het contact met één of beide ouders worden beperkt of misschien zelfs even helemaal worden verbroken. Bij de beslissing over bij wie jij gaat wonen, mag jij vertellen wat je daarvan vindt. De rechter moet rekening houden met jouw mening.

    Artikel 10. Gezinnen bij elkaar houden

    Als je vader, moeder of beide ouders in een ander land wonen, moet je bij ze op bezoek kunnen gaan en moeten jullie als gezin bij elkaar kunnen wonen. De overheid van het land waar je ouders wonen, moet hierbij helpen.

    Artikel 11. Ontvoering

    Je mag niet ontvoerd worden. Je mag niet zonder dat je het zelf wilt of zonder dat je ouders toestemming hebben gegeven, naar een ander land gebracht worden of gedwongen worden om daar te blijven. Als je vader of moeder dit doet, zonder dat de andere ouder dat goedvindt, mag het ook niet. De overheid moet ervoor zorgen dat dit niet gebeurt.

    Artikel 12. Eigen mening 

    Je mag je mening geven, zeker als het over jouzelf gaat, bijvoorbeeld bij wie je wilt wonen als je ouders gescheiden zijn. Of als je problemen hebt, welke ideeën jij zelf hebt om die problemen op te lossen. Naar jouw mening moet worden gevraagd en ook echt worden geluisterd, ook al zijn het uiteindelijk de volwassenen die de beslissing nemen. De overheid moet daarvoor zorgen. Dit recht is niet afhankelijk van je leeftijd.

    Artikel 13. Vrij om je mening te geven 

    Je bent vrij om je mening te geven. Wel moet je daarbij respectvol met anderen omgaan: schelden of iemand beledigen is niet de bedoeling. Als je ergens een mening over wilt hebben, moet je er natuurlijk wel iets vanaf weten. Je bent vrij om informatie te verzamelen om je eigen mening te kunnen vormen.

    Artikel 14. Vrij om te denken en geloven 

    Je bent vrij om te denken wat je wilt. Je mag je eigen mening hebben over wat goed en slecht is. Ook mag je geloven wat je wilt: als je gelovig bent, mag je je eigen godsdienst kiezen. Je ouders helpen je daarbij, maar moeten ook altijd naar jouw mening luisteren.

    Artikel 15. Vrij om samen te komen 

    Je mag met andere kinderen bij elkaar komen, lid van een vereninging worden of zelf een club beginnen. Je kunt bijvoorbeeld lid worden van een sportvereniging. Als je met anderen in een groep samenkomt, mogen jullie geen andere kinderen pesten. Ook kinderen moeten de rechten van andere kinderen respecteren.

    Artikel 16. Privacy 

    Niemand mag zich zomaar bemoeien met jouw leven. Mensen mogen niet ongevraagd bij jou thuis komen of zonder dat jij het goedvindt brieven, sms’jes of e-mails bekijken die jij schrijft of krijgt. Als je een dagboek hebt, mag jij bepalen wie daarin mag lezen. En als iemand een foto van jou wil maken en gebruiken, moeten ze dat eerst aan jou en je ouders vragen.

    Zelf moet je ook voorzichtig zijn: op het internet bijvoorbeeld moet je niet zomaar informatie geven over jezelf aan mensen die je niet kent.

    Artikel 17. Informatie 

    Je hebt het recht om informatie te krijgen die begrijpelijk voor je is. Informatie over alles wat voor jou belangrijk is. Je krijgt die informatie thuis, op school, op het internet, via vrienden, televisie, radio, kranten of boeken. De overheid moet ervoor zorgen dat er genoeg begrijpelijke informatie voor je is en je beschermen tegen informatie die niet goed voor je is.
    Om te weten wat er in de wereld gebeurt, kun je in Nederland bijvoorbeeld naar het Jeugdjournaal kijken en de kranten Kidsweek (als je jonger bent dan 12 jaar) of 7Days (als je ouder bent dan 12 jaar) lezen.

    Artikel 18. Goede opvoeding 

    Je ouders moeten voor jou zorgen. Dat betekent dat zij ervoor moeten zorgen dat je liefde en aandacht krijgt, gezond en goed eten, een bed om in te slapen, kleren om aan te trekken en dat je naar school kunt. Ze moeten voor alles zorgen wat je nodig hebt om op een fijne manier op te groeien. De overheid helpt je ouders daarbij met geld, hulp en zorg. Als je ouders werken, moet er kinderopvang zijn. En als het thuis niet goed gaat, moet de overheid ervoor zorgen dat je ergens anders wordt opgevangen.

    Artikel 19. Bescherming tegen kindermishandeling 

    Je mag niet mishandeld of misbruikt worden en mensen mogen jou niet slaan of op een andere manier geweld aandoen. Je mag niet uitgescholden of vernederd worden. Ouders en anderen die voor je zorgen, moeten genoeg aandacht voor je hebben. De overheid moet je beschermen tegen mishandeling, misbruik en verwaarlozing. Als je wel mishandeld wordt, moet je meteen hulp krijgen.

    Als je mishandeld wordt, is het moeilijk om het aan iemand anders te vertellen. Veel kinderen schamen zich of zijn bang dat ze bij hun ouders worden weggehaald. Toch is het belangrijk om erover te praten met iemand die je kunt vertrouwen. Dat kan een familielid zijn of misschien een leraar, een buurman of buurvrouw. In Nederland kun je ook altijd bellen met de Kindertelefoon: 0800-0432 (dit is gratis!).

    Artikel 20.  Bescherming van kinderen zonder gezin 

    Dit kinderrecht is speciaal voor kinderen die niet thuis wonen bij hun moeder en vader. Deze kinderen komen terecht bij familie, bij een pleeggezin of in een opvanghuis. De voorkeur gaat uit naar een gezin omdat ieder kind het recht heeft om in een liefdevol gezin te wonen. Kinderen die een tijdje niet bij hun eigen gezin kunnen wonen, hebben recht op extra bescherming van de overheid.

    Artikel 21. Adoptie 

    Sommige kinderen zijn geadopteerd. Dat betekent dat ze een andere vader en moeder krijgen dan hun ‘echte’ ouders. Dat mag als het beter is voor het kind, maar het kan niet zomaar. Er moet goed op gelet worden dat je terechtkomt bij de goede adoptieouders. Je kan binnen je eigen land geadopteerd worden, of naar adoptieouders gaan uit een ander land. Maar: er gelden wel strenge regels. Dit is nodig om misbruik, zoals kinderhandel, te voorkomen.

    Artikel 22. Vluchtelingenkinderen 

    Vluchtelingenkinderen zijn kinderen die hun land moeten verlaten omdat daar oorlog is of omdat ze daar niet veilig kunnen wonen. Veel van hen komen in grote vluchtelingenkampen terecht waar ze vaak in tenten leven en weinig eten hebben. Sommige vluchtelingenkinderen komen naar Nederland. Soms in hun eentje, soms ook met hun vader of moeder en broertjes of zusjes. Vluchtelingenkinderen hebben geen makkelijk leven, daarom hebben ze recht op extra hulp en bescherming. En als het nodig moeten ze in het land kunnen blijven waar ze naartoe zijn gevlucht.

    Artikel 23. Gehandicapte kinderen 

    Als je gehandicapt bent, is het vaak moeilijker om dezelfde dingen te doen als kinderen die niet gehandicapt zijn. De overheid moet ervoor zorgen dat kinderen met een beperking zo normaal mogelijk kunnen leven. Dat betekent dat ze recht hebben om zoveel mogelijk thuis te wonen en naar een gewone school te gaan. Als dat niet kan, moet er een speciale school of een goed tehuis voor ze zijn.

    Artikel 24. Gezondheid 

    Als je ziek bent of je hebt iets meegemaakt waardoor je in de war bent, dan heb je recht op hulp. Je ouders of verzorgers moeten ervoor zorgen dat je die hulp krijgt. En de overheid moet ervoor zorgen dat er genoeg goede dokters en andere personen bij om je daarbij te helpen. Ook moeten er genoeg goede plekken zijn waar je geholpen kan worden, zoals ziekenhuizen. Maar er moet ook genoeg worden gedaan om te voorkomen dat je ziek wordt. Voorkomen is namelijk beter dan genezen. Daarom moet er genoeg informatie zijn over gezond leven en opgroeien en moet je ergens terecht kunnen als je daar wat hulp bij nodig hebt.

    Artikel 25. Kinderen die niet thuis wonen 

    Soms is het beter voor kinderen om niet meer thuis te wonen. Dan gaan ze wonen bij familie, in een pleeggezin of in een opvanghuis. Dit gebeurt bijvoorbeeld als de ouders niet goed voor ze kunnen zorgen. Als je uit huis wordt geplaatst, heb je het recht om contact te hebben met je ouders, maar alleen als dat niet slecht voor je is. Ook moet er regelmatig worden gekeken of je misschien alweer terug naar huis wilt en kunt.

    Artikel 26. Financiële hulp 

    Je hebt als kind recht op financiële hulp van de overheid als je dat nodig hebt. Als jouw ouders bijvoorbeeld niet kunnen werken, dan hebben ze recht op een uitkering. Dan krijgen ze geld zodat ze voor zichzelf en voor jou kunnen zorgen.

    Artikel 27. Eten, een huis, kleren en meer

    Je hebt recht op een huis om in te wonen, elke dag eten en drinken en kleren om aan te trekken. Dit zijn allemaal basisdingen die je nodig hebt om goed te kunnen opgroeien. Hier moeten je ouders voor zorgen. Als ze dat niet kunnen, moet de overheid je ouders helpen.

    Artikel 28. Onderwijs

    Je hebt het recht (maar ook de plicht) om naar school te gaan. Daar kan je leren over de wereld en over dingen die je nodig hebt om later voor jezelf te kunnen zorgen. De overheid moet ervoor zorgen dat de basisschool gratis is en dat je ook daarna goed middelbaar en hoger onderwijs kunt volgen.

    Artikel 29. Wat je moet leren 

    Je moet op school je talenten kunnen ontwikkelen. Of het nu gaat om tekenen of taal, rekenen of sport. Je moeten leren wat je nodig hebt om later voor jezelf te zorgen en ook goed voor anderen te zijn. Je moet op school ook leren over kinderrechten. En je moet leren om anderen en de natuur te respecteren. Je leeft immers niet in je eigen wereld, maar samen met anderen in dezelfde wereld.

    Artikel 30. Eigen taal en cultuur 

    Kinderen met een taal en cultuur die anders is dan die van de meeste mensen in het land waar ze wonen, hebben het recht om hun eigen taal te spreken en hun eigen cultuur en geloof te beleven.

    Bijvoorbeeld kinderen uit Afrika of Azië die in Nederland wonen. Zij mogen in Nederland hun eigen godsdienst beleven en naast Nederlands ook hun eigen taal spreken. De overheid moet ervoor zorgen dat dat kan. Deze kinderen mogen niet slechter behandeld worden dan Nederlandse kinderen omdat ze er misschien anders uitzien of thuis een andere taal spreken.

    Artikel 31. Spelen en vrije tijd 

    Je hebt als kind recht op rust en vrije tijd. In je vrije tijd moet je kunnen spelen, iets kunnen doen waar je van houdt. Spelen is niet alleen leuk, je leert door te spelen ook hoe je sommige problemen kunt oplossen en om te gaan met andere kinderen. Er moeten veilige speelplekken zijn in iedere buurt en het moet voor alle kinderen mogelijk zijn om naar een museum, film of toneelstuk te gaan.

    Artikel 32. Geen kinderarbeid 

    Je mag geen werk doen dat niet goed is voor je gezondheid of waardoor je niet naar school kunt gaan. Landen moeten duidelijke afspraken maken over hoe oud je moet zijn om betaald werk te mogen doen en hoeveel uur je per dag of week mag werken. In Nederland mag je bijvoorbeeld vanaf je 13de werken buiten schooltijd. Daar zijn wel speciale regels voor.

    Artikel 33. Geen drugs 

    Ieder kind moet beschermd worden tegen drugs. Misschien ken je wel wat namen van drugs, bijvoorbeeld hasj of cocaïne. Maar wist je dat alcohol en sigaretten ook drugs zijn? Drugs zijn ongezond en als je ze gebruikt kun je vaak moeilijk stoppen. Je moet beschermd worden tegen drugsgebruik en op school leren over de risico’s ervan.

    Artikel 34. Geen seksueel misbruik 

    Mensen mogen jou niet tot seks dwingen of op je inpraten totdat je het doet. Dat heet seksueel misbruik en dat is verboden. Je moet daartegen worden beschermd, en als het je overkomt, moet je goede hulp krijgen.

    Als je misbruikt wordt, is het soms moeilijk om dat aan iemand te vertellen. Toch is het belangrijk om erover te praten. Dat kan met een familielid of iemand anders die je vertrouwt. Als je het tegen niemand durft te zeggen, kun je altijd de Kindertelefoon bellen en erover praten. Dit kan ook zonder dat je hoeft te vertellen hoe je heet. Het nummer is 0800-0432 en bellen is gratis.

    Het is ook verboden om geld te verdienen aan kinderen die gedwongen worden seks te hebben (dat heet kinderprostitutie). En er mogen geen foto’s of films van kinderen gemaakt worden die met seks te maken hebben (dat heet kinderpornografie). Mensen die dit doen, moeten daarvoor gestraft worden.

    Artikel 35. Geen kinderhandel 

    Je mag als kind niet worden ontvoerd of verkocht. Soms worden kinderen die zijn geboren in arme families of zijn weggelopen van huis naar een ander land gebracht en worden ze daar gedwongen te werken. Dit heet kinderhandel en is verboden. Landen moeten met elkaar samenwerken om te voorkomen dat dit gebeurt.

    Artikel 36. Geen uitbuiting

    Je hebt recht op bescherming tegen alle manieren van uitbuiting. Dat betekent dat anderen jou niet mogen gebruiken voor dingen die schadelijk zijn voor jou.

    Artikel 37. Opsluiten van kinderen 

    Als je iets doet wat niet mag, moet je hulp krijgen van een advocaat om voor je rechten op te komen. Je mag niet zomaar worden opgesloten in een gevangenis. Het opsluiten van kinderen is een uitzondering en mag alleen als een kinderrechter besluit dat het niet anders kan. En als het al moet, dan moeten er speciale plekken zijn waar dat gebeurt, zoals een jeugdgevangenis. Ook als je tijdelijk bent opgesloten moet je goed en respectvol behandeld worden. En natuurlijk moet je gewoon onderwijs krijgen, contact kunnen hebben met je familie en bezoek kunnen krijgen. Het is verboden om kinderen de doodstraf of een levenslange gevangenisstraf te geven.

    In Nederland kun je vanaf 12 jaar voor de rechter komen als je iets doet wat niet mag. Als je iets heel ergs hebt gedaan, kun je in een jeugdgevangenis komen. Veel kinderen die door de politie worden opgepakt, hebben problemen thuis. Zij hebben hulp nodig om hun leven te verbeteren. Opsluiten helpt daar niet bij. Als kinderen toch naar de gevangenis moeten, dan moeten mensen altijd rekening houden met hun leeftijd. De tijd die ze in gevangenis zitten, moet zo kort mogelijk zijn en kinderen mogen niet tussen volwassenen gevangen zitten. Marteling en andere vormen van wrede bestraffing van kinderen zijn verboden.

    Artikel 38. Oorlog 

    Als er in een land oorlog is, hebben kinderen recht op extra bescherming en zorg. Voor kinderen die jonger zijn dan 15 jaar is het verboden om mee te vechten in het leger. In sommige landen vechten toch kinderen mee in de oorlog. Kinderen die als soldaat meedoen aan een oorlog, worden hier meestal toe gedwongen. Kindsoldaten maken vreselijke dingen mee die ze hun hele leven niet meer vergeten.

    Als je het wilt, mag je in Nederland bij het leger als je 17 jaar bent, maar je mag pas meevechten vanaf je 18de.

    Artikel 39. Zorg voor slachtoffers 

    Als je het slachtoffer bent van geweld, oorlog, mishandeling, seksueel misbruik, verwaarlozing of uitbuiting moet je goede hulp krijgen. Je moet geholpen worden om weer verder te kunnen met je leven.

    Artikel 40. Kinderstrafrecht 

    Kinderen moeten straffen krijgen die bij kinderen passen. Als je iets doet wat volgens de wet verboden is, moet een kinderrechter bepalen wat voor straf je krijgt. Daarbij moet hij of zij rekening houden met je leeftijd. Je moet hulp kunnen krijgen van iemand die de wet goed kent, bijvoorbeeld een advocaat. Ook is het belangrijk dat je na je straf weer goed verder kunt leven.

    Nederland heeft een voorbehoud gemaakt op dit artikel. De reden hiervoor is dat je in Nederland in sommige gevallen volgens de regels van het volwassenenstrafrechrecht kan worden gestraft. Dat kan pas vanaf je zestiende en alleen in uitzonderingsgevallen. Toch is dit niet helemaal in lijn met het Kinderrechtenverdrag. Je mag volgens het verdrag namelijk niet discrimineren tussen kinderen, ook niet op basis van leeftijd. Bovendien kan je volgens het volwassenenstrafrecht bepaalde straffen krijgen die voor kinderen verboden zijn.

    Artikel 41. Betere regels 

    Het kan zijn dat in de wet van een land regels zijn afgesproken, die nog beter zijn voor kinderen, dan de regels in het Kinderrechtenverdrag. Dan gaan die regels voor. Dat is zo voor regels in één land maar ook voor afspraken tussen meer landen.

    Artikel 42. Informatie over kinderrechten

    Als je niet weet wat je rechten zijn, kun je ook niet voor je rechten opkomen. Daarom moeten jij en ook bijvoorbeeld je ouders informatie krijgen over je rechten. De overheid moet ervoor zorgen dat iedereen weet welke kinderrechten er zijn.

    Artikel 43. Speciaal Comité

    Een groep mensen van over de hele wereld die veel van kinderrechten weten zitten in het Kinderrechtencomité, en controleert of de landen die beloofd hebben om zich aan kinderrechten te houden, dit ook daadwerkelijk doen.

    Artikel 44. Verslag uitbrengen

    Alle landen die beloofd hebben zich aan kinderrechten te houden, schrijven elke vijf jaar aan het Kinderrechtencomité hoe het daarmee gaat. Als het niet goed gaat met de kinderrechten in een land, vertelt het Kinderrechtencomité hoe het beter kan.

    Artikel 45. Organisaties voor kinderen

    Organisaties die met en voor kinderen werken, moeten er goed op letten dat kinderen krijgen waar ze recht op hebben. Ze mogen ook naar het Kinderrechtencomité schrijven over hoe het gaat met de kinderrechten in een land. Jongeren kunnen daarbij zelf hun mening geven en met het Kinderrechtencomité gaan praten. In Nederland verzorgt het Kinderrechtencollectief de rapportages van de kinderrechtenorganisaties aan het Kinderrechtencomité.

    Artikel 46-54. Regels over het Verdrag

    In de laatste artikelen van het Kinderrechtenverdrag staan regels over het verdrag zelf. Zoals dat alle Staten ervoor mogen kiezen om partij te worden, wanneer het verdrag in werking treedt en welke procedure geldt om wijzigingen aan te brengen (dat kan niet zomaar!). Regels over regels dus. Niet het meeste spannende deel van het verdrag, maar toch ook belangrijk. Stel je namelijk voor dat het wel zomaar mogelijk was om de afspraken uit het verdrag te veranderen? Dat zou toch een beetje gek zijn. Kinderrechten hebben net als kinderen ook een beetje bescherming nodig.