‘Ik zag de vacature en dacht: wow, dat ben ik!’
Na 20 jaar ervaring te hebben opgedaan bij verschillende internationale hulporganisaties vond Brigitte Boswinkel (47) haar ultieme droombaan. Al haar opgedane kennis en ervaring komt nu samen in haar rol als coördinator bij het Kinderrechtencollectief. Dat kinderrechten ook in Nederland onder druk staan was een eyeopener voor haar.
‘Ik werkte onder andere voor Wemos, War Child en Human Rights Watch. Kinderrechten liepen als een rode draad door mijn leven. Maar dat kinderrechten in een rijk en welvarend land als Nederland niet altijd worden nageleefd, daarvan was ik mij niet bewust. Mijn focus lag altijd in het buitenland, op ondervoeding, gebrek aan schoon drinkwater, vluchtelingenkinderen. Ik kreeg ineens te maken met andere rechten uit het Kinderrechtenverdrag.
Alles komt samen
Toen ik de vacature zag, dacht ik: wow, dat ben ik! Al mijn ervaringen kwamen samen in een collectief waar alle kinderrechtenorganisaties samenkomen. Met onze kernorganisaties zoals Defence for Children, Save the Children en de Nationale Jeugdraad voer ik werkplannen uit. Plannen die we gezamenlijk ontwikkelen. Vorig jaar stond de ngo-rapportage centraal. Zoiets moet worden gecoördineerd, samengesteld en aangeboden. Ook vertaalden we de VN-Aanbevelingen in kindvriendelijke taal. Allemaal dingen die we gezamenlijk bedenken en opzetten, om zoveel mogelijk druk uit te oefenen op de overheid om kinderrechten in Nederland beter na te leven. We zitten er echt bovenop.
Meerwaarde van collectief
Veel organisaties hebben kinderrechten hoog in het vaandel, maar hoe goed iedereen zich individueel ook inzet, een collectief maakt ons veel krachtiger. We spreken met één stem. Ook kunnen we nog heel veel van elkaar leren. Kinderrechten raakt alle aspecten van het leven van een kind. En iedereen heeft toch zijn eigen expertise, dus samen weten we alles! Dat is onze kracht. We blijven dagelijks leren en krijgen steeds nieuwe inzichten, over hoe je het verdrag kan toepassen op beleid en regelgeving bijvoorbeeld. En wat het betekent voor het leven van een kind.
Internationale rol van betekenis
Wij rapporteren aan het VN-Kinderrechtencomité en organiseren bijeenkomsten waarbij we soms leden van het Comité uitnodigen. Op die manier houden wij hen continu op de hoogte van de kinderrechtensituatie in Nederland. Verder zijn we lid van Eurochild, een collectief van alle nationale kinderrechtencollectieven in Europa. Zo is er een Europese kinderrechtenstrategie aangenomen 2021, waarbij jongerenparticipatie een belangrijke rol speelt en kunnen we ook invloed uitoefenen op Europees beleid.
Trots op
De ngo-rapportage was echt een hoogtepunt. Als je met zoveel organisaties, kennisinstituten en experts tot één publicatie kan komen en dat meer dan honderd organisaties zeggen: dit onderschrijf ik, dan heb je iets om trots op te zijn. Rondom elk thema zijn verschillende organisaties bijeengeroepen om heel goed te kijken naar de huidige kinderrechtensituatie en aanbevelingen te formuleren om deze te verbeteren. Dat is niet zo makkelijk, want iedereen heeft zijn eigen aandachtsgebied en expertise. Maar het is gelukt. De kracht van spreken met één stem.
‘Weet dat je rechten hebt’
Er valt nog heel wat te winnen op het gebied van kinderrechten. Om te beginnen met de bekendheid ervan. Lang niet alle kinderen en jongeren weten dat zij rechten hebben, laat staan welke. Pas als je weet wat je rechten zijn, kan je ervoor opkomen en zeggen: ‘he, dit is niet ok’. Bekendheid over kinderrechten begint op scholen en andere plekken waar kinderen en jongeren komen. Denk aan sportverenigingen en buurthuizen. En bij professionals die met en voor kinderen en jongeren werken, zoals jeugdzorgmede-werkers, politieagenten en gemeenteambtenaren. Als zij ook weten wat de rechten van kinderen zijn, kunnen zij vanuit het belang van het kind beslissingen nemen.
Oog voor de wereld om je heen
Mijn belangstelling voor kinderrechten komt voort uit mijn roots. Mijn moeder is Boliviaans. Als kind ging ik elk jaar naar Bolivia op vakantie met mijn ouders. We sliepen daar bij mijn tante in een huis met een groot hek eromheen. Ik weet nog dat ik elke ochtend een klein jongetje en meisje zag met een jerrycan. Ze staken de jerrycan door een kleine opening van het hek van mijn tante en tapte water. Dit fascineerde mij en er ging echt iets aan vanbinnen. Ik zag ineens de andere kant van de medaille. Ik had water thuis, zij niet, ik ging naar school, zij niet. De studie antropologie was dan ook op mijn lijf geschreven, ik wilde leren over de wereld om ons heen. Dat gevoel is nooit gestopt. Daarom ben ik nu ook zo op mijn plek bij het Kinderrechtencollectief.’