Op woensdag 27 mei is het eindrapport verschenen over vijf jaar evaluatieonderzoek naar passend onderwijs, gepubliceerd door het Nederlands Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO). Volgens het rapport is passend onderwijs geen oplossing. Er wordt beschreven welke invloed de Wet passend onderwijs heeft gehad op het handelen van samenwerkingsverbanden, besturen, scholen, leraren, ouders en leerlingen. De Wet passend onderwijs heeft volgens de onderzoekers geleid tot een betere organisatie van extra ondersteuning voor leerlingen die dat nodig hebben. Ondanks deze verbetering heeft de wet voor leraren en ouders minder veranderd dan gedacht. Het NRO geeft ook aan dat het effect op leerlingen niet is vast te stellen. Hieruit blijkt dat de Wet passend onderwijs niet het kind maar het systeem als uitgangspunt neemt. Dit is zorgelijk. Na de zomer komen de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met een beleidsreactie.
Effect op leerling onduidelijk
Het effect van passend onderwijs op leerlingen en studenten is volgens het NRO niet goed vast te stellen. Dit komt omdat de doelgroep van passend onderwijs niet duidelijk in de wet is omschreven. Daarnaast ontbreekt het aan betrouwbare registraties van leerlingen die extra ondersteuning ontvangen. Verder zijn er geen criteria waarvan vastgesteld kan worden of de geboden ondersteuning op maat is. En het is niet helder bij wie welke verantwoordelijkheden liggen. De doelen van de Wet passend onderwijs zijn onder andere dat elke leerling met extra ondersteuningsbehoefte een passende onderwijsplek krijgt en dat er meer hulp op maat komt. De vraag of de doelen van deze wet na vijf jaar dichterbij zijn gekomen, blijkt niet goed te kunnen worden beantwoord.
Systeem is leidend, niet het kind
Het is zorgelijk dat het ontbreekt aan kennis over het effect van de wet op leerlingen zelf. Het eindrapport roept veel vragen op. Hoe moet duidelijk worden of alle leerlingen in Nederland, met en zonder ondersteuningsbehoefte, kwalitatief goed onderwijs ontvangen? Hoe kan adequaat beleid ontwikkeld worden op het gebied van thuiszitters – de doelgroep waarvoor deze wet onder andere tot stand kwam – wanneer dit niet duidelijk is? Thuiszitters vallen momenteel nog steeds buiten het onderwijssysteem en het aantal groeit. Het eindrapport laat zien dat in de Wet passend onderwijs niet het kind als uitgangspunt is genomen, maar het systeem.
Knelpunten zijn wet- en regelgeving en bekostiging
Met het ratificeren van het VN-Kinderrechtenverdrag en het VN-Mensenrechtenverdrag Handicap is Nederland verplicht het recht op inclusief onderwijs te realiseren. Het eindrapport van het NRO laat zien dat Nederland deze verplichting niet nakomt. De voornaamste knelpunten die de samenwerking tussen speciaal en regulier onderwijs in de weg staan, zijn de huidige wet- en regelgeving en de wijze waarop het onderwijs wordt bekostigd. Zo is het niet mogelijk een leerling in te schrijven op het regulier onderwijs en daarbij de hogere bekostiging te behouden die een school in het speciaal onderwijs voor deze leerling zou hebben ontvangen. Veel initiatieven om een kind met een beperking naar het regulier onderwijs te laten gaan worden vanwege deze knelpunten vroegtijdig beëindigd.
Inclusief onderwijs als stip aan de horizon
Het NRO geeft als aanbeveling meer helderheid te creëren over het doel van passend onderwijs. Zo wordt in het rapport de vraag gesteld of speciale klassen, die met name in het voortgezet onderwijs ontstaan, een doel voor de langere termijn zijn, of tussenstadia op een lange weg naar inclusiever onderwijs binnen reguliere klassen. Het internationale kinderrechtenkader is duidelijk. De Nederlandse staat moet een inclusief onderwijssysteem realiseren, zodat voor alle kinderen het recht op onderwijs gewaarborgd wordt.
Het eindrapport vormt een mooie aanleiding voor het ministerie van OCW om van passend onderwijs, inclusief onderwijs te maken. De bevindingen uit het rapport zijn zorgelijk. Het is van belang dat er een onderwijssysteem wordt gecreëerd waarin de leerling centraal staat. Hierbij hoort wet- en regelgeving die dit ondersteunt en bevordert.