Mariam is dertien jaar en zit in de brugklas. Sinds kort draagt ze een hoofddoekje. Toen Mariam haar hoofddoekje voor de eerste keer naar school droeg, keken haar vriendinnen wel even op. Maar toen Mariam uitlegde dat zij haar hoofddoekje draagt omdat zij haar geloof belangrijk vindt en wil laten zien dat zij moslima is, begrepen haar vriendinnen dit gelukkig heel goed.
Toch schrok Mariam wel toen zij bij de directeur van de school moest komen. Hij vertelde dat Mariam de eerste leerling is die een hoofddoekje draagt en dat de school dit niet goed vindt. De directeur vertelt dat er voortaan een verbod op hoofddoekjes geldt op school. Mariam is hier verdrietig om en vraagt zich af of de school zomaar mag bepalen dat zij haar hoofddoekje niet meer mag dragen.
Scholen hebben veel vrijheid om hun eigen regels te bepalen. Maar deze regels moeten wel rekening houden met het recht op vrijheid van meningsuiting. Ook mogen de regels niet discrimineren, bijvoorbeeld op basis van geloof.
In eenzelfde soort situatie als die van Mariam heeft de rechter bepaald dat een school het dragen van hoofddoekjes alleen mag verbieden als dat nodig is om te voldoen aan de principes van de school. In deze zaak ging het om een katholieke school. De rechter heeft bepaald dat de katholieke grondslag van de school met zich meebrengt dat uitingen van een ander geloof binnen de school niet aanvaard hoeven te worden.
Het hangt dus af van de grondslag van de school of er wel of geen verbod op het dragen van hoofddoekjes mag worden ingevoerd. Bij een openbare school mag dit dus niet, maar bij een katholieke school wel. Het is daarbij wel belangrijk dat de school die het verbod op hoofddoekjes invoert, de regels consequent toepast en geen leerlingen discrimineert.