Het Kinderrechtencomité schreef General Comment nr. 9 omdat zij geconstateerd heeft dat in veel landen kinderen met een beperking gediscrimineerd worden. Het Kinderrechtencomité stelt vast dat zij moeilijkheden ondervinden als zij gebruik willen maken van hun rechten uit het Kinderrechtenverdrag. Dit heeft met name te maken met de houding van anderen en de sociale, culturele en fysieke obstakels die kinderen met een beperking in hun dagelijkse leven tegenkomen. In dit General Comment geeft het Kinderrechtencomité een nadere toelichting op de kinderrechten uit de artikelen 2 en 23 van het Kinderrechtenverdrag.
Het Kinderrechtencomité stelt ten aanzien van artikel 2 dat lidstaten de volgende stappen moeten nemen om discriminatie tegen te gaan:
- In grondwettelijke bepalingen en/of specifieke wettelijke bepalingen die discriminatie verbieden, moet ook een verbod op discriminatie op grond van een beperking opgenomen worden.
- Er moeten toegankelijke en effectieve hulpmiddelen zijn waar kinderen met een beperking gebruik van kunnen maken in het geval dat er inbreuk wordt gemaakt op hun rechten.
- Er moeten (educatieve) campagnes worden gevoerd die het bewustzijn van de maatschappij vergroten en gericht zijn op het voorkomen en beëindigen van discriminatie van kinderen met een beperking.
In artikel 23 staat dat kinderen met een beperking moeten kunnen genieten van een volledig en waardig leven. Dus moeten deze kinderen niet ondergeschikt zijn aan anderen. Zij moeten zoveel mogelijk zelfstandig kunnen zijn en actief kunnen deelnemen aan de maatschappij. Dit moet het doel zijn bij alle acties die lidstaten ondernemen.
Lidstaten moeten ervoor zorgen dat speciale zorg voor kinderen met beperkingen hoge prioriteit heeft en zoveel mogelijk gratis beschikbaar is. Met zo veel mogelijk middelen om discriminatie tegen deze kinderen tegen te gaan. Er moet hulp en zorg beschikbaar zijn zodat kinderen met een beperking toegang hebben tot en kunnen profiteren van educatie, training, medische zorg, hersteldiensten, voorbereidingen op werknemerschap en recreatieve mogelijkheden.
Om deze doelen te bereiken moeten lidstaten de volgende acties ondernemen:
- De wetten en regels goed onder de loep nemen zodat alle voorzieningen uit het Kinderrechtenverdrag beschikbaar zijn voor kinderen, inclusief kinderen met een beperking. Zij moeten, waar dat gepast is, expliciet worden genoemd. Nationale regelingen zouden duidelijke voorzieningen voor deze kinderen moeten bevatten die speciaal gericht zijn aan deze doelgroep.
- Een nationaal plan van aanpak opstellen om deze doelen te bereiken.
- Data en statistieken verzamelen om de positie van kinderen met een beperking te laten zien.
- Een budget vaststellen om aan deze doelen te voldoen.
- Zorgen voor coördinatie van de instellingen die diensten leveren voor kinderen met een beperking.
- Internationaal samenwerken en elkaar technisch assisteren.
- Onafhankelijk monitoren. Deze monitoring moet toegankelijk zijn voor en bekend zijn onder kinderen met een beperking en hun verzorgers.
- Samenwerken met niet-gouvernementele organisaties (NGO’s).
- Het goed verspreiden van kennis over het Kinderrechtenverdrag aan kinderen met een beperkingen (bijvoorbeeld door het verdrag in braille beschikbaar te stellen) en het trainen van professionals (waaronder rechters, advocaten, onderwijzers etc.).
Hierbij zijn de beginselen en voorzieningen van de andere artikelen van het Kinderrechtenverdrag van belang. Deze bepalingen dienen specifiek betrokken te worden op kinderen met een beperking. Het gaat om:
- Het recht op non-discriminatie.
- Het recht op het belang van het kind als eerste overweging in beslissingen.
- Het recht op leven en ontwikkeling.
- Het recht op respect voor de mening en visie van het kind.
Daarnaast moet voor kinderen met een beperking vanuit de lidstaten speciale aandacht zijn voor:
- Burgerlijke rechten en vrijheden. Specifiek met betrekking tot geboorteregistratie en toegang tot geschikte informatie, massamedia, publiek transport, publieke faciliteiten en openbare gebouwen.
- Het recht om op te groeien in een familiaire omgeving en het recht op beschikbare alternatieve zorg. Dit betekent onder meer het recht voor kinderen met een beperking om opgevoed te worden door zijn of haar ouders en het recht om beschermd te worden tegen geweld, mishandeling en verwaarlozing. Kinderen met een beperking zijn hier extra kwetsbaar voor en verdienen daarom speciale bescherming. Dit houdt in dat trainingen moeten worden gegeven om ouders en andere verzorgers de risico’s voor kinderen met een beperking te leren kennen en te leren signalen op te vangen als een kind mishandeld wordt.
- Het recht op gezondheid en welvaart. Dit betekent onder andere dat medische diensten zo modern mogelijk en bovendien gratis moeten. Daarnaast moet er specifiek aandacht zijn voor preventie van het ontstaan van beperkingen. Denk aan zorg voor voldoende voeding, veilige wegen en het voorkomen van gewapende conflicten. Ook moet het vaststellen van een beperking zo vroeg mogelijk gebeuren.
- Het recht op kwalitatieve, geschikte educatie en vrije tijd. Dit houdt ook in dat een kind met een beperking wordt gestimuleerd in het ontwikkelen van een positief zelfbewustzijn en zelfvertrouwen. Toegang tot een normale school en onderwijs op een begrijpelijke manier moet voor kinderen met een beperking zo vroeg mogelijk beschikbaar zijn.
- Het recht op speciale beschermingsmaatregelen. Op het gebied van het strafrecht moeten kinderen met een beperking extra beschermd worden. Bijvoorbeeld door speciaal voor de omgang met deze groep getrainde professionals (advocaten, rechters, politieagenten etc.) en speciale detentiecentra. Speciale bescherming is nodig tegen economische en seksuele uitbuiting, het leven op straat en gewapende conflicten.
Bij alles wat lidstaten doen moet er speciale aandacht zijn voor de kwetsbaarheden en behoeften van kinderen die bij een minderheidsgroep horen.
- Kijk hier voor de tekst van General Comment nr. 9 (ENG)
- Kijk hier voor de tekst van General Comment nr. 9 (NL)