Verdragstekst
De Staten die partij zijn, erkennen het recht van een kind dat door de bevoegde autoriteiten uit huis is geplaatst ter verzorging, bescherming of behandeling in verband met zijn of haar lichamelijke of geestelijke gezondheid, op een periodieke evaluatie van de behandeling die het kind krijgt en van alle andere omstandigheden die verband houden met zijn of haar plaatsing.
Kern
In het geval van uithuisplaatsing, moet er moet periodiek geëvalueerd worden of het in het belang is van het kind is om teruggeplaatst te worden.
Toelichting Uithuisplaatsing
Soms zijn er in een gezin zulke ernstig opvoedingsproblemen, dat de ontwikkeling van het kind ernstig wordt bedreigd of geschaad. In dat geval kan de rechter een kind onder toezicht stellen. Het kind en het gezin krijgen dan hulp van een gezinsvoogd. Als het voor de verzorging en opvoeding noodzakelijk blijkt, kan de rechter ook besluiten voor een uithuisplaatsing. Bijvoorbeeld door het kind in een pleeggezin of soms in een instelling te plaatsen. In het Kinderrechtenverdrag staat dat kinderen recht hebben op gezinsleven. Daarom moet er bij een uithuisplaatsing altijd eerst worden gekeken of het kind in een pleeggezin terecht kan. Ook hebben kinderen recht op continuïteit en stabiliteit in de verzorging en opvoeding. Ze mogen dus niet steeds ergens anders geplaatst worden.
Een kind dat uit huis is geplaatst, heeft recht op een regelmatige evaluatie van zijn of haar behandeling en de uithuisplaatsing. Dat betekent dat er regelmatig gekeken moet worden of de uithuisplaatsing nog nodig is, of dat het kind wellicht teruggeplaatst kan worden. Tijdens de uithuisplaatsing heeft het kind het recht om contact te hebben met zijn of haar ouders. Tenzij dat schadelijk is voor het kind. De maximale duur van een uithuisplaatsing is één jaar. Als de gezinsvoogd vindt dat de uithuisplaatsing daarna verlengd moet worden, moet de rechter daar opnieuw toestemming voor geven.
Meer informatie:
- Buurtgezinnen
- FIOM
- Defence for Children
- Kinder- en Jongerenrechtswinkel
- Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen
- NJI
- Pleegzorg Advies Nederland
- Pleegzorg Nederland
- Raad voor de Kinderbescherming
- Richtlijnen Jeugdhulp
Alle rechten:
Artikel 3: Belang van het kind
Artikel 4: Realiseren van kinderrechten
Artikel 5: De rol van ouders bij ontwikkeling kind
Artikel 6: Leven en ontwikkeling
Artikel 7: Naam, nationaliteit en geboorteregistratie
Artikel 8: Eerbiediging identiteit
Artikel 9: Scheiding van kind en ouder
Artikel 12: Mening van het kind
Artikel 13: Vrijheid van meningsuiting
Artikel 14: Vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst
Artikel 15: Vrijheid van vereniging en vergadering
Artikel 17: Toegang tot informatie
Artikel 18: Verantwoordelijkheden van ouders
Artikel 19: Geweld, mishandeling en verwaarlozing
Artikel 20: Kind zonder ouderlijke zorg
Artikel 22: Minderjarige vluchtelingen
Artikel 24: Gezondheid en gezondheidszorg
Artikel 25: Periodieke evaluatie uithuisplaatsing
Artikel 26: Sociale voorzieningen
Artikel 27: Toereikende levensstandaard
Artikel 30: Kinderen uit minderheidsgroepen
Artikel 31: Vrije tijd, spel en recreatie
Artikel 32: Economische uitbuiting en schadelijke arbeid
Artikel 34: Seksuele uitbuiting
Artikel 35: Ontvoering, verhandeling en verkoop van kinderen
Artikel 36: Andere vormen van uitbuiting
Artikel 37: Foltering en vrijheidsbeneming
Artikel 38: Gewapende conflicten
Artikel 39: Passende zorg voor slachtoffers van geweld
Artikel 41: Verderstrekkende bepalingen
Artikel 43: Comité voor de Rechten van het Kind
Artikel 44: Rapportageverplichting
Artikel 45: Gespecialiseerde organisaties
Artikel 46 – 54: Toetreding, wijzigingen, voorbehouden en opzegging