Artikel 25: Periodieke evaluatie uithuisplaatsing

Verdragstekst

De Staten die partij zijn, erkennen het recht van een kind dat door de bevoegde autoriteiten uit huis is geplaatst ter verzorging, bescherming of behandeling in verband met zijn of haar lichamelijke of geestelijke gezondheid, op een periodieke evaluatie van de behandeling die het kind krijgt en van alle andere omstandigheden die verband houden met zijn of haar plaatsing.

 

Kern

In het geval van uithuisplaatsing, moet er moet periodiek geëvalueerd worden of het in het belang is van het kind is om teruggeplaatst te worden.

 

Toelichting Uithuisplaatsing

Soms zijn er in een gezin zulke ernstig opvoedingsproblemen, dat de ontwikkeling van het kind ernstig wordt bedreigd of geschaad. In dat geval kan de rechter een kind onder toezicht stellen. Het kind en het gezin krijgen dan hulp van een gezinsvoogd. Als het voor de verzorging en opvoeding noodzakelijk blijkt, kan de rechter ook besluiten voor een uithuisplaatsing. Bijvoorbeeld door het kind in een pleeggezin of soms in een instelling te plaatsen. In het Kinderrechtenverdrag staat dat kinderen recht hebben op gezinsleven. Daarom moet er bij een uithuisplaatsing altijd eerst worden gekeken of het kind in een pleeggezin terecht kan. Ook hebben kinderen recht op continuïteit en stabiliteit in de verzorging en opvoeding. Ze mogen dus niet steeds ergens anders geplaatst worden.

Een kind dat uit huis is geplaatst, heeft recht op een regelmatige evaluatie van zijn of haar behandeling en de uithuisplaatsing. Dat betekent dat er regelmatig gekeken moet worden of de uithuisplaatsing nog nodig is, of dat het kind wellicht teruggeplaatst kan worden. Tijdens de uithuisplaatsing heeft het kind het recht om contact te hebben met zijn of haar ouders. Tenzij dat schadelijk is voor het kind. De maximale duur van een uithuisplaatsing is één jaar. Als de gezinsvoogd vindt dat de uithuisplaatsing daarna verlengd moet worden, moet de rechter daar opnieuw toestemming voor geven.

 

Meer informatie:

 

Alle rechten:

Artikel 1: Definitie ‘kind’

Artikel 2: Geen discriminatie

Artikel 3: Belang van het kind

Artikel 4: Realiseren van kinderrechten

Artikel 5: De rol van ouders bij ontwikkeling kind

Artikel 6: Leven en ontwikkeling

Artikel 7: Naam, nationaliteit en geboorteregistratie

Artikel 8: Eerbiediging identiteit

Artikel 9: Scheiding van kind en ouder

Artikel 10: Gezinshereniging

Artikel 11: Kinderontvoering

Artikel 12: Mening van het kind

Artikel 13: Vrijheid van meningsuiting

Artikel 14: Vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst

Artikel 15: Vrijheid van vereniging en vergadering

Artikel 16: Privacy

Artikel 17: Toegang tot informatie

Artikel 18: Verantwoordelijkheden van ouders

Artikel 19: Geweld, mishandeling en verwaarlozing

Artikel 20: Kind zonder ouderlijke zorg

Artikel 21: Adoptie

Artikel 22: Minderjarige vluchtelingen

Artikel 23: Kind met handicap

Artikel 24: Gezondheid en gezondheidszorg

Artikel 25: Periodieke evaluatie uithuisplaatsing

Artikel 26: Sociale voorzieningen

Artikel 27: Toereikende levensstandaard

Artikel 28: Onderwijs

Artikel 29: Doel onderwijs

Artikel 30: Kinderen uit minderheidsgroepen

Artikel 31: Vrije tijd, spel en recreatie

Artikel 32: Economische uitbuiting en schadelijke arbeid

Artikel 33: Drugsmisbruik

Artikel 34: Seksuele uitbuiting

Artikel 35: Ontvoering, verhandeling en verkoop van kinderen

Artikel 36: Andere vormen van uitbuiting

Artikel 37: Foltering en vrijheidsbeneming

Artikel 38: Gewapende conflicten

Artikel 39: Passende zorg voor slachtoffers van geweld

Artikel 40: Jeugdstrafrecht

Artikel 41: Verderstrekkende bepalingen

Artikel 42: Voorlichting

Artikel 43: Comité voor de Rechten van het Kind

Artikel 44: Rapportageverplichting

Artikel 45: Gespecialiseerde organisaties

Artikel 46 – 54: Toetreding, wijzigingen, voorbehouden en opzegging