Verdragstekst
Lid 1 De Staten die partij zijn, erkennen het recht van het kind op onderwijs, en teneinde dit recht geleidelijk en op basis van gelijke kansen te verwezenlijken, verbinden zij zich er met name toe:
a. primair onderwijs verplicht te stellen en voor iedereen gratis beschikbaar te stellen;
b. de ontwikkeling van verschillende vormen van voortgezet onderwijs aan te moedigen, met inbegrip van algemeen onderwijs en beroepsonderwijs, deze vormen voor ieder kind beschikbaar te stellen en toegankelijk te maken, en passende maatregelen te nemen zoals de invoering van gratis onderwijs en het bieden van financiële bijstand indien noodzakelijk;
c. met behulp van alle passende middelen hoger onderwijs toegankelijk te maken voor een ieder naar gelang zijn capaciteiten;
d. informatie over en begeleiding bij onderwijs- en beroepskeuze voor alle kinderen beschikbaar te stellen en toegankelijk te maken;
e. maatregelen te nemen om regelmatig schoolbezoek te bevorderen en het aantal kinderen dat de school vroegtijdig verlaat, te verminderen.
Lid 2 De Staten die partij zijn, nemen alle passende maatregelen om te verzekeren dat de wijze van handhaving van de discipline op scholen verenigbaar is met de menselijke waardigheid van het kind en in overeenstemming is met dit Verdrag.
Lid 3 De Staten die partij zijn, bevorderen en stimuleren internationale samenwerking in aangelegenheden die verband houden met onderwijs, met name teneinde bij te dragen tot de uitbanning van onwetendheid en analfabetisme in de gehele wereld, en de toegankelijkheid van wetenschappelijke en technische kennis en moderne onderwijsmethoden te vergroten. In dit opzicht wordt met name rekening gehouden met de behoeften van de ontwikkelingslanden.
Kern
Elk kind heeft recht op onderwijs.
Toelichting
Het recht op onderwijs geldt voor elk kind. Dat betekent dat basisonderwijs voor ieder kind gratis beschikbaar moet zijn. De overheid moet er bovendien voor zorgen dat het voortgezet onderwijs en het beroepsonderwijs toegankelijk is voor ieder kind. Uiteraard in overeenstemming met zijn of haar leerniveau. Dat geldt dus ook voor ‘zorgleerlingen’. Bijvoorbeeld kinderen met een handicap, dyslexie, gedragsproblemen of kinderen die geen verblijfsvergunning hebben. Ook zij hebben recht op onderwijs.
Het onderwijs moet aansluiten bij de belevingswereld en het leerniveau van ieder kind. De kwaliteit van onderwijzers en leerkrachten dient hoog te zijn en er moet aandacht zijn voor voldoende uitdagend lesmateriaal en leermethodes. Vroegtijdige schooluitval moet voorkomen worden. Ook moet de manier waarop op school de discipline wordt gehandhaafd, met respect zijn voor de kinderrechten en menselijke waardigheid.
Leerplicht
In Nederland geldt de Leerplichtwet. Dat betekent dat Nederlandse kinderen niet alleen het recht op onderwijs hebben, maar ze hebben zelfs de plicht hebben om naar school te gaan. Thuisonderwijs is alleen mogelijk als het kind hiervoor een vrijstelling heeft gekregen. Kinderen zijn leerplichtig tot hun zestiende jaar, mits dan minimaal een havo-, vwo- of mbo2-diploma is behaald.
Deze leerplicht geldt lang niet in alle landen. Volgens UNICEF gaan wereldwijd nog steeds 93 miljoen kinderen, waarvan meer dan de helft meisjes, niet naar school. En dat terwijl het ontzettend belangrijk is dat onderwijs geboden wordt. Onderwijs biedt kinderen namelijk de kans om te ontsnappen aan armoede en om een gezond leven te leiden. Internationale samenwerking is nodig om analfabetisme te voorkomen en schoolgang te bevorderen.
Meer informatie:
- Edukans
- Ieder(in)
- In1school
- Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs
- Kennisnet
- LAKS
- Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
- Onderwijsconsulenten
- Ouders & Onderwijs
- Plan Nederland
- Steunpunt Passend Onderwijs
- Terre des Hommes
- UNICEF
Alle rechten:
Artikel 3: Belang van het kind
Artikel 4: Realiseren van kinderrechten
Artikel 5: De rol van ouders bij ontwikkeling kind
Artikel 6: Leven en ontwikkeling
Artikel 7: Naam, nationaliteit en geboorteregistratie
Artikel 8: Eerbiediging identiteit
Artikel 9: Scheiding van kind en ouder
Artikel 12: Mening van het kind
Artikel 13: Vrijheid van meningsuiting
Artikel 14: Vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst
Artikel 15: Vrijheid van vereniging en vergadering
Artikel 17: Toegang tot informatie
Artikel 18: Verantwoordelijkheden van ouders
Artikel 19: Geweld, mishandeling en verwaarlozing
Artikel 20: Kind zonder ouderlijke zorg
Artikel 22: Minderjarige vluchtelingen
Artikel 24: Gezondheid en gezondheidszorg
Artikel 25: Periodieke evaluatie uithuisplaatsing
Artikel 26: Sociale voorzieningen
Artikel 27: Toereikende levensstandaard
Artikel 30: Kinderen uit minderheidsgroepen
Artikel 31: Vrije tijd, spel en recreatie
Artikel 32: Economische uitbuiting en schadelijke arbeid
Artikel 34: Seksuele uitbuiting
Artikel 35: Ontvoering, verhandeling en verkoop van kinderen
Artikel 36: Andere vormen van uitbuiting
Artikel 37: Foltering en vrijheidsbeneming
Artikel 38: Gewapende conflicten
Artikel 39: Passende zorg voor slachtoffers van geweld
Artikel 41: Verderstrekkende bepalingen
Artikel 43: Comité voor de Rechten van het Kind
Artikel 44: Rapportageverplichting
Artikel 45: Gespecialiseerde organisaties
Artikel 46 – 54: Toetreding, wijzigingen, voorbehouden en opzegging